archiveren

Interview…

An Interview with Jan Lauwers, Grace Ellen Barkey and Maarten Seghers about 25 Moves by Needcompany (by Marnix Rummens)

Using art to challenge the world. That is what drives Jan Lauwers and Grace Ellen Barkey of Needcompany. This was the case more than 25 years ago, when their wilful mix of theatre, dance, music, and visual arts irrevocably broke down the barriers between familiar classic art forms. And it is still the case now, when these creators confront their own imagery with the unpredictability of the ocean. ‘We want to continuously re-examine the world, in a search for freedom’, is the Needcompany credo. And there is only one way to go about it: movement!

What can we expect from Needcompany’s 25 Moves?

J: We have been working on Needcompany for 25 years. For Dansand! the idea is to place old material from the past 25 years into a whole new context, using the music of Maarten Seghers. It is not exactly a retrospective but a new perspective on where we are today. Because the material gains a whole new colour and a whole new vocabulary within this setup. This was an idea that Grace, Maarten, and I had been toying with for a while, a pet project you never have the time for. The invitation from Dansand! finally gave us the perfect opportunity.

How do you make a selection out of 25 years worth of dance?

M: It happens in a very intuitive and personal way. I felt it was important not to try for some sort of retrospective overview, but to use this opportunity to try something new, to get a new perspective on things we have been working on a long time. A retrospective would be over on Sunday night. 25 Moves is more like a work-in-progress. Literally. A doorway into new possibilities.

G: Maarten suggested using music based on several concerts we have done over the past few years, and collected material from those performances. Based on his suggestions I searched for the right dance material, always rooted in the question how that material could become a whole new world in this context.

How big is the challenge of the sea for you?

J: I have always been fascinated by the sea. It appears in a lot of my work. When Dansand! proposed we do something on the beach in Oostende I did not have to think twice. Needcompany is always travelling. We often play in the open air, on location, recently by a mountain lake, so why not on the beach? It is no stranger to us. The sea is a symbolic presence. And it will be fascinating for us to discover what that vast expanse does to the work we create in a studio. I expect there will be a slowed down effect that will give even more colour to the imagery.

M: I think the grandeur of the sea will make the material more human. Because that grandeur presents such a contrast with ourselves. The typical searching stance of the characters Grace plays will be emphasized by the sea. At the same time the ocean, the horizon, the murmur of the waves creates such restfulness, while our performance is more like a battle. The sea will amplify and weaken us. That will be clear from the start with the heavy drum solo: even that will sound vulnerable. Which is then again a powerful force.

J: Melancholy rage I call it, a sort of subdued fury. Even the motto of Needcompany will be seen in a new light: No beauty for me there where human life is rare. No beauty without people. And there we will present our artificial creation trying to compete with the eternal beauty of the sea. I love that contradiction.

Have you rehearsed everything for this performance or did you leave room for improvisation?

J: We have set down a few basic rules; otherwise everything must be about freedom. About facing unforeseen circumstances as a group and learning to react to that in the performance. That is essential. It’s why we chose not to rehearse on sand. That will challenge us to think on your feet and to let go of all the preparation. Even the length of the piece is not fixed. It could last an hour, it could be longer than that, we don’t know.

Is an event-based project like 25 Moves different from a traditional performance?

M: The possibility of risk is the most interesting difference between a traditional show and what we will be doing at Dansand!. Usually, you decide in advance what kind of message you want to communicate. It’s great that now we can discover new and unforeseen expressions. That will happen organically, as we will give each other cues in unexpected ways. With a project like 25 Moves the content can become much richer than you initially thought.

G: That’s what we really love about this project. Performances are often strictly regimented, but this setup allows much more freedom of movement. Direction comes more from the different voices in the group than from one single director. It is a bit like free jazz: you have a certain set of chords as a given, but everything is possible from there. You have to be able to react to the unexpected cues you give each other.

J: The beauty of having an ensemble of people who realise what that freedom means. You can accomplish a lot if you have known each other for years.

To you, performing is a further exploration of that freedom? How do you keep evolving?

J: It is very important to always be prepared to explore the unknown again. As a performer, I usually know about 40 percent of what I will be doing. For the other 60 percent, I do not yet know what meaning I will inject into my presence. Not fearing that 60 percent, that is freedom.

G: It also means working incredibly hard, every single day, with a group of like-minded people who continue to challenge each other.

M: The more you dare to confront complacency, the more you will transcend what you already know and are capable of. You will learn that freedom lies in not-knowing, in learning to cope with not-finding. Because you can sense how even that is a source of expression. Freedom is finding that connection to the power of vulnerability.

Image

© Maarten Vanden Abeele

Een toevallige ontmoeting in een Parijs café, dat was het begin van een succesvolle samenwerking tussen choreografe Meg Stuart en modeontwerper Jean-Paul Lespagnard. De vonk sloeg over toen Meg de ontwerper complementeerde over … zijn houten klompen. ‘The Meg Way’, klinkt het liefdevol lachend. Maxime Yde

Zo komt het dat ook nu de kostumering voor de performance van Meg Stuart op Dansand! Atelier II verzorgd wordt door de Luikse modeontwerper. Het duo is niet bepaald aan hun testrit toe. Eerder werkten ze al meerdere malen samen, onder andere voor de improvisatieperformance Auf den Tisch! in 2009 en Atelier I in de Kaaistudio’s in 2011.

Ontwerpen voor een improvisatie is niet altijd zo voor de hand liggend, dat geeft Lespagnard toe. Maar net dat uitdagend aspect creëert voor hem ook een bepaalde vrijheid. Net zoals de choreografe en dansers is hij niet gelimiteerd, de mogelijkheden zijn eindeloos. Lespagnard werkt bij improvisatieperformances zoals deze op Dansand! steeds rond een aantal kernwoorden die de sfeer en het concept van de voorstelling weergeven. Deze vormen, naast de scène, een leidraad voor het ontwerpen, de kern van het ontwerpverhaal. De woorden roepen bepaalde associaties op, worden al dan niet bewust – gelinkt aan gevoelens, waarden en beelden waardoor een geheel nieuw universum rond deze woorden ontstaat. Dit universum is de wereld waarin de kostuums ontworpen worden.

Toegepast op de performance op Dansand! wordt de ontwerper vooral geïnspireerd door de scène – het strand, zand en de elementen – en de noodzaak om de dansers hiertegen te beschermen. Bescherming tegen de natuur en tegen de anderen rondom hen. Voor Lespagnard is het strand een plaats waar mensen elkaar ontmoeten. Voor de performance is deze ‘strandscène’- een gigantische gracht, speciaal uitgegraven voor Atelier II door het team van scenograaf Jozef Wouters – het territorium van de performers, hun eigen stiekeme ontmoetingsplaats.

Vertrekkend vanuit het concept van bescherming ontstaat het proces van ontwerpen, een spel van uitwisselen van gedachtes en suggesties tussen ontwerper en choreografe. Door deze wisselwerking zijn de kostuums het resultaat van een reeks transformaties: fresh en volledig afgestemd op het moment, plaats en sfeer van de voorstelling.

Dat is meteen ook de Lespagnard touch, dixit de designer. Kenmerkend voor zijn ontwerpen, zowel voor zijn kostuums als voor de prêt-a-porter collecties, is deze freshness. De ontwerper vindt het belangrijk de vrijheid te hebben om op het laatste nippertje, voor het opgaan on stage of op de catwalk, de styling en look van de kledij te kunnen aanpassen, tot het helemaal goed zit. “ Surprising, stupid maybe, but always fresh”.

Het is de mix van zijn werk als kleding- en kostuumontwerper die hij uiterst interessant vindt. Naast het eigenlijke ontwerpen geeft Lespagnard workshops aan kinderen en werkt hij met mensen met mentale beperkingen. Deze ervaringen dragen bij tot zijn identiteit als ontwerper, voeden zijn inspiratieproces en Lespagnard als persoon.

In tegenstelling tot modeontwerper was het nooit zijn droom of ambitie om kostuumontwerper te worden. Tijdens zijn kunststudies in Luik kwam hij in contact met verschillende disciplines waaronder dans en theater. Hier groeide zijn fascinatie voor kostumering. Docenten en medestudenten op de modeacademie waren op hun beurt overtuigd dat Jean-Paul Lespagnard ooit de titel van kostuumontwerper ging dragen. En zo zij het.

Halleluja, denken wij dan.

Image

© Tine Declerck

Alles begon toen haar tante, één van de eerste paaldans-studenten in de Filipijnen, haar uitnodigde. Eisa wou dansen maar had het gepaste medium nog niet gevonden. Haar tante dacht dat paaldansen wel eens haar ding zou kunnen zijn, omwille van haar achtergrond in klassiek ballet. Haar tante betaalde haar eerste les en sindsdien is paaldansen een ware fascinatie geworden. An Vandermeulen & Carmen Van Cauwenbergh

De fascinatie zit in het sensuele, het bewegen rond de paal. In het begin was ik erg stroef, net als iedereen die voor de eerste keer in contact komt met paaldansen. Maar doorheen de jaren bouwde ik kracht op en een gevoel dat ik mezelf kon dragen. Paaldansen bevat dus mannelijke en vrouwelijke aspecten en het is die combinatie die mij aansprak.

Paaldansen bevat ook verschillende lagen. Los van het fysieke aspect, vond ik het een interessant medium omdat je er verschillende thema’s mee in vraag kan stellen of uitdiepen, vooral het verschuiven van betekenis. Paaldansen is ontstaan in de nachtclubs maar werd opgepikt door de fitnessindustrie. Er vindt dus een verschuiving plaats van de nachtclub naar de studio en tegenwoordig ook naar de huiskamer. Van een economische ruimte naar een huiselijke. Ik vond het interessant om te zien hoe we over een bepaald object denken en hoe dat gebruikt wordt in de hedendaagse maatschappij. Met mijn werk, probeer ik de grenzen nog een beetje verder te duwen.

Verder … naar het artistieke?

Inderdaad, maar er vinden geen grote veranderingen plaats. Het verschil zit in het discours rond het paaldansen en de thematiek die je onderzoekt. Het is niet zo dat ik het paaldansen mooier maak bijvoorbeeld. Wat interessant is, is dat iedereen een stereotiep beeld heeft over paaldansen, iedereen vertrekt vanuit hetzelfde idee. Ik wil dit beeld deconstrueren, het vernietigen en iets nieuws presenteren.

Paaldansen is een goudmijn! (lacht)

Nee, serieus, er zijn overal palen te vinden, op straat bijvoorbeeld, en deze functioneren op een heel andere manier dan de palen in een club of studio. Genoeg mogelijkheden tot onderzoek dus voor de paaldans-gemeenschap!

Laat het ons even hebben over die ‘straatpalen’, zij maken ook onderdeel uit van jouw onderzoek?

Mijn eerste onderzoek ging over straatpalen. Zij controleren het verkeer, onze lichamen, het systeem, onze hele maatschappij. Aan de andere kant leiden ze alles in goede banen, ze tonen ons welke kant we uit moeten en houden alles veilig. Met het straatpaaldansen wil ik dit systeem van controle in vraag stellen. Ik zie de palen eerder als een manier om jezelf uit te drukken.

In de publieke ruimte functioneren we allemaal op dezelfde manier, iedereen gedraagt zich gelijkaardig. We zetten een masker op wanneer we deze ruimte betreden die trouwens nog altijd heel mannelijk georiënteerd is. Je moet jezelf een stoere façade aanmeten om hierin te kunnen functioneren. Dit straatpaaldansen is een manier om een standpunt in te nemen, om een vrouwelijke manier van bewegen voor te stellen, of zelfs een combinatie van het mannelijke en vrouwelijke. In een paal klimmen, vergt nu eenmaal sterkte, energie en moed. Kenmerken die mannen niet snel toedichten aan vrouwen.

Hier op Dansand! wordt het ‘sociologische, urbane aspect’ vervangen door het natuurlijke. Hoe verhoud je je tot deze omgeving?

Voor de voorstelling Up heb ik mij laten inspireren door deze uitgestrekte horizon, die ongelooflijk open ruimte. De verticaliteit van de paal benadrukt de opwaartse drang van de mens, tegen de natuur gericht. Dat is de situatie waarin we beland zijn, ook als soort, met beide benen op de grond, rechtopstaand. De evolutie van wetenschap en mensheid gaat in tegen de natuur en vernielt die, maar goed dat is de theoretische kant van de zaak (lacht). In Up hou ik koppig vast aan een verticale beweging en focus ik op één enkel punt.

Zoals ik al zei, is de context heel belangrijk in mijn werk en iedere voorstelling is anders door deze context. Wanneer ik dit stuk oefen in de studio gaat het enkel tussen de paal en mezelf. Wanneer ik het oefen op het strand, moet ik mij aanpassen aan de omgeving, aan de wind en de zon. De omgeving is een tweede performer en ik moet mij bewust zijn van de intieme relatie die ik ermee opbouw. Dit negeren zou een gemiste kans zijn. De natuur maakt ons nederig en heel klein in vergelijking met deze natuurelementen. Wij vergeten deze dingen snel door onze individualistische ingesteldheid.

In Up heb je ook de obsessie van het beeld van de paaldanser die steeds opnieuw naar boven en beneden klimt. Ze probeert dit beeld te overstijgen maar dit is onmogelijk omdat dit klimmen haar natuur is.

Vind je het raar om deel uit te maken van een hedendaags dansfestival?

Dit is de eerste keer dat ik op een dansfestival sta, de andere festivals waar ik aan deelnam, waren meer gericht op performing arts en theater. Maar het is belangrijk om in het programma en de visie van het festival te passen en dit festival biedt voor mij de perfecte context.

Ik ben ook benieuwd naar de andere artiesten, om te zien wat zij met de omgeving doen, de context van het strand en de zee. Het is mijn eerste ontmoeting met de dansscene dus dat maakt het allemaal nieuw en opwindend.

Wat zijn de toekomstige plannen?

Ik weet niet wat mijn volgende project als paaldanser zal zijn. Het volgende dat ik ga doen, is eraan verwant maar is in feite het compleet tegenovergestelde: machodansen. Een genre dat alleen uitgeoefend wordt door mannen. Het is een interessant fenomeen omdat ik ervan uitging dat ze overal ter wereld hetzelfde vocabularium gebruiken maar blijkbaar is het overal verschillend en specifiek. In tegenstelling tot paaldansen is het enkel te linken aan de seksindustrie en de economische beleving van het lichaam. Voorlopig wordt dit een project zonder paal, maar je weet nooit…

Image

© Tine Declerck

Sommige zaken zijn gewoon een cyclisch gegeven. Gedurende het jaar is Katleen Van Langendonck programmator in het Brusselse Kaaitheater, maar eind juni trekt ze richting zee. Samen met Vrijstaat O. organiseert ze elke twee jaar Dansand!, een bruisend dansfestival op en rond het strand van Oostende. Tijd voor een gesprek over hoe je programmeert met je blote voeten in het zand. Marnix Rummens

Dansand! is ondertussen toe aan zijn derde editie. Hoe is het festival eigenlijk ontstaan?

Dansand! is een idee dat in gang is gezet door Hendrik Trassaert van Vrijstaat O. Toen hij zo’n acht jaar geleden de plannen aan het uittekenen was voor een kunstencentrum aan zee contacteerde hij me om samen iets uit te werken rond hedendaagse dans in Oostende. Hij voegde er wel leukweg aan toe dat we niet over een zaal zouden beschikken omdat het centrum geen eigen ruimtes zou hebben. Ik gaf op dat moment colleges dansgeschiedenis aan de UA, en was me erg aan het verdiepen in de filosofie van vroege moderne choreografen zoals Loïe Fuller, Isodora Duncan, Laban. Het idee van de vrije dans, van het lichaam in de vrije natuur was toen erg aanwezig. En van daaruit dachten we om van een nood een deugd te maken en iets gelijkaardigs te proberen in Oostende. Dansen in de prachtige, onbegrensde omgeving van het strand en de zee. De titel Dansand! was vanaf dan niet meer veraf natuurlijk.

Die mix van zon, zee, dans en vakantiegevoel maakt Dansand heel bijzonder en erg populair. Hoe beïnvloedt dat het programma?

Ja, da’s waar. Net door die zomerse context was het snel duidelijk dat Dansand! een festival zou worden dat een breed publiek laat proeven van hedendaagse dans in al haar facetten. Daarom tonen we geen echt lange stukken, maar eerder een waaier van kortere toonmomenten, in situ creaties, en speciale versies van bestaande stukken. We mengen grotere namen zoals Meg Stuart en Needcompany met werk van opkomende choreografen zoals Benjamin Vandewalle, Eisa Jocson en de afstudeerprojecten van P.A.R.T.S. En dit jaar gaan we nog verder in die vermenging. Want meer dan ooit worden kinderen, jongeren en volwassenen ook uitgenodigd om zelf te dansen in verschillende workshops en dansinitiaties in erg uiteenlopende stijlen. En elke avond is er een groot dansfeest. Dansand! is echt bedoeld als een levendige en verrassende kennismaking met wat dans vandaag kan zijn.

Dans tonen op het strand blijft altijd een beetje avontuurlijk. Hoe ga je daar mee om?

Da’s tegelijk een uitdaging als een groot voordeel. In de eerste plaats voor de artiesten. Want wanneer je de blackbox van het theater verlaat word je meteen met een aantal hindernissen geconfronteerd. Het weer blijft altijd onvoorspelbaar. Het zand biedt een heel andere ondergrond dan een balletvloer. En ook de omgeving van het strand is erg uitdagend, omdat die zo fel ingrijpt in de voorstelling. Hoe ga je als kleine danser om met de kracht en pracht van zo’n plek? Ook technisch ben je enorm beperkt natuurlijk. En toch krijg ik zelden zo enthousiaste reacties op voorstellingen als op Dansand! Zowel van publiek als van kunstenaars.

Waaraan zou dat liggen denk je?

Omdat het steeds om unieke ervaringen gaat, net door die ongewone omgeving en de onvoorspelbaarheid ervan. Het vraagt van de kunstenaar ook een ander soort denkproces en dat kan heel stimulerend werken. Je eigen theater- of danstaal wordt uitgedaagd. Wat me bijvoorbeeld opviel in de vorige twee edities is dat een abstracte beeldtaal nog het beste overeind blijft op de vlakte van het strand. Het theatrale gebaar werkt verrassend genoeg minder snel. Alsof die concrete gebaren moeilijk opkunnen tegen die wijdse omgeving. En voor veel kunstenaars is de mix van publiek ook heel boeiend. Omdat veel jong werk vaak in een klein circuit wordt getoond met een specifiek publiek. Op Dansand! komen ook toeristen en toevallige passanten in contact met dans. En dat levert heel verschillende en verfrissende reacties op.

Dansand! is een uitgelezen context voor unieke vormen: locatieprojecten, remakes, improvisaties, … Hoe ontstaan die precies?

Omdat de context zo specifiek is kan een bestaande voorstelling zelden gewoonweg worden overgezet naar het strand. Vaak worden ideeën dus in situ uitgewerkt of bestaande voorstellingen aangepast. Dat gebeurt meestal in onderling gesprek. Nadat ik bij choreografen gepolst heb of ze interesse hebben gaan we meestal samen naar Oostende, om te brainstormen en de mogelijkheden af te tasten. Zo kunnen ze een eigen plek kiezen en van daaruit een voorstel uitwerken. Meg Stuart bijvoorbeeld is zelfs verschillende keren langs geweest. Aanvankelijk had ik ze voorgesteld om een klein improvisatieproject dat op het theaterfestival van Avignon had gestaan te herhalen. Maar door de locatie te zien kreeg ze het idee om met de scenograaf Jozef Wouters te gaan werken. Het fijne aan dat contact was dat Meg en Jozef niet automatisch meegingen in het mooie plaatje van het wijdse strand bij zonsondergang. Ze begonnen te spelen met het idee om zich in te graven met kleine graafmachines, en een choreografie te maken waarin mensen en machines deel uitmaken van eenzelfde choreografie. Zo’n creatieproces dat vertrekt van een persoonlijke visie op de omgeving zelf, dat vind ik echt ideaal.

Is je rol als programmator door die uitwisseling anders op Dansand! dan in Kaaitheater?

Eigenlijk wel. Op Dansand! stap je niet zomaar mee in een coproductie of een presentatie maar zet je echt een creatieproces op gang vanuit je vraag aan de kunstenaar. Dat gesprek kan langs beide kanten erg verrijkend zijn en voer ik ook steeds met het artistieke team van Vrijstaat O. dat altijd mijn eerste klankbord is. In een instituut als Kaaitheater zouden die vragen veel minder aan de orde zijn, behalve dan in een festivalcontext. Dansand! biedt speelruimte en veiligheid in dat opzicht, omdat het duidelijk is dat het om éénmalige zijprojecten gaat. Dat is voor artiesten ook vaak een fijne gelegenheid om ideeën die niet noodzakelijk de vorm van een avondvullende voorstelling moeten krijgen toch uit te testen. Sommige kunstenaars kan je zo echt stimuleren, al is het maar door ze in contact te brengen met andere makers, zoals we nu voor het eerst formeel doen met de first dates. Die uitwisseling vind ik erg belangrijk omdat daar vaak blijvende contacten uit voortkomen. Zo gaan de tweedejaars studenten van P.A.R.T.S. ook aan de slag met Benjamin Vandewalle of David Hernandez waarmee ze echt een voorstelling gaan creëren.

Hoe belangrijk is de wisselwerking tussen de voorstellingen en de zee voor jou?

Verschillende projecten vertrekken dit jaar van een activiteit die we allemaal in verband brengen met een dagje zee. Het graafwerk van Jozef Wouters kan je in dat opzicht zien als een uitvergroot zandkasteel. De paal van Eisa Jocson herinnert aan dat typische strandzicht met al die figuren op paaltjes om je plek niet te verliezen. En de mobiele kijkdoos waarin je plaats neemt bij Birdwatching 4×4 van Benjamin Vandewalle staat nog niet zo slecht tussen de vele bonte gocarts op de dijk. Die laatste is ook een voorstelling waarmee we, in het verlengde van de wandeling van David Berger of het audiotraject van David Helbig in de vorige edities, ook de stad willen intrekken. Maar het strand en de zee zijn natuurlijk in elke voorstelling sterk aanwezig, alleen al omdat het zo wijdse en intrigerende plekken zijn waar je als performer niet omheen kan.

Wat houdt de toekomst in voor Dansand! volgens jou?

Die wisselwerking tussen omgeving en voorstelling vind ik een belangrijke meerwaarde voor Dansand! en wil ik nog verder stimuleren. Naar de volgende editie zou ik de land art nog meer als inspiratie willen gebruiken, en bijvoorbeeld land art kunstenaars koppelen met dansers, om zo zaken nog meer van de omgeving zelf te laten vertrekken. Dat is echt mijn droom. Omdat je in die uitzonderlijke context soms een essentie van dans tegenkomt op heel onverwachte manieren. En dat brengt op zijn beurt een nieuwe blik met zich mee op wat dans vandaag kan zijn.

Image

© Kerlijn Van der Cruyssen